zondag, oktober 04, 2009

Oplossing opgave 193 (van 29 september)

In bovenstaande stelling pakte wit even flink uit en won snel. Hoe?

Oplossing: Rubinstein - Grünfeld (gespeeld in de 17e en laatste ronde van het grote internationale schaaktoernooi Semmering 1926, gewonnen door Rudolf Spielmann, met 13 uit 17)

1. Lxe4! (elegante Schlusswendung volgens het toernooiboek) Tdxe4 2. Txe4 Txe4 3. Txa6+ Kh5 43. f3! en zwart gaf op.

Roelof Kroon (SC Ten Boer) stuurde de volgende oplossing naar Alberts SchaakBlog, waarvoor een woord van dank op zijn plaats is:

Misschien iets als Txe4 Txe4 Lxe4 Txe4 Txa6 Kh5 f3 met de dreiging g4 mat? Maar ik ben er niet zeker van of wit helemaal gewonnen staat na 1... Tdd6 ook al kan zwart zich moeilijk bevrijden door de slechte pion op h7. Roelof, 3 oktober 2009 11:17

Albert: het maakt geen verschil of wit met 1. Lxe4 of 1. Txe4 begint, zolang zwart met het afruilen meegaat. Zwart kan dan na 4. f3 opgeven, zoals in de partij ook gebeurde.
Speelt zwart 1. ... Tdd6, na het slaan van wit op e4, dan ruilt wit af op e6 (na 1. Txe4) of speelt bijvoorbeeld 2. f3 (na 1. Lxe4). In beide gevallen staat wit twee pionnen voor op een voor zwart heel zwakke koningsvleugel. Ik denk dat wit, ondanks de ongelijke lopers, dan toch gaat winnen!

Geen opmerkingen: