vrijdag, november 15, 2013

Anekdotes uit de schaakwereld (2)




Op het internet vond ik een grappige discussie over de lastige situatie die zich voordoet als twee schakers tegelijkertijd te kennen geven dat ze de partij willen opgeven. Er wordt verwezen naar de bekende schaakhistoricus Ken Whyld (1926-2003) die hierover een anekdote heeft opgetekend.


Twee deelnemers aan het kampioenschap van de Amerikaanse staat Wyoming in 1979 verklaarden precies tegelijk dat ze de partij opgaven, maar beiden hadden daarvoor zo hun eigen redenen. De een was het van plan omdat hij op verlies stond, terwijl de ander last van gewetensbezwaren had. Eerder in de partij had hij een zet gedaan en onmiddellijk daarna beseft dat die een vergissing was geweest. Omdat zijn tegenstander op dat moment afwezig was en er ook verder niemand in de buurt was die het zou kunnen zien, had hij de zet teruggenomen en daarna een andere gedaan.

Op bovengenoemde website vraagt iemand zich af wat er in zo’n geval dient te gebeuren, met andere woorden: wiens overgave gaat voor? Whyld heeft heel waarschijnlijk in zijn berichtgeving de namen van de betreffende schakers niet bekend gemaakt en ook op de website Wyomingchess.com, die ik uiteraard even bekeken heb, werd ik niet wijzer en dat verwonderde me eigenlijk helemaal niet….



Tijdens een onspannende wandeling in Nottingham, Engeland, in 1936 waar toen een groot en beroemd geworden schaaktoernooi werd gehouden, zagen de deelnemers Michail Botwinnik (1911-1995; de latere wereldkampioen) en onze eigen Max Euwe (1901-1981; de toenmalige wereldkampioen) een niet heel alledaags hondje (volgens een andere bron, schrijver en columnist Max Pam, showde de kampioen van Nottingham hen zijn fox-terriër), waarop Botwinnik opmerkte: “Zulke honden hebben wij in de Sovjet-Unie niet”. “Nee”, zou Euwe toen hebben geantwoord, “ik vermoed dat jullie die allemaal opgegeten hebben!” Als ik mijn eerste bron mag geloven veroorzaakte deze uitspraak een lichte wrijving tussen beide schakers, die pas jaren later zou verdwijnen.


De Spaanse grootmeester Arturo Pomar (1931), in zijn jeugd een (schaak)wonderkind, zal  zich vast geliefd hebben gemaakt bij zijn vrouwelijke tegenstanders. Niet in toernooipartijen neem ik aan, maar bij simultaanvoorstellingen.


Arturo Pomar (12) schaakt simultaan (Barcelona, 1943)

Hij won dan nooit, wilde ook  niet winnen, maar bood altijd remise aan. Eén keer trof hij een hardnekkige dame tegenover zich, die terwijl de grote Pomar totaal gewonnen stond, een  remisevoorstel afsloeg. Misschien kunnen we hier en passant de conclusie aan verbinden dat zijn tegenstand(st)ers niet altijd even sterk waren? Hoe dan ook, slechts met de grootste moeite slaagde Pomar erin alles af te ruilen, tot en met het laatste pionnetje, om vervolgens met koning en dame (die hij dus voorstond) tegen de koning alleen een patstelling (= remise) op het bord te brengen!


[Het bovenstaande is ook verschenen in de abonnementsversie van de regionale krant BuurContact van vrijdag 15 november 2013]

Geen opmerkingen: